De vraag of u uw onderneming het beste kan drijven in de vorm van bijvoorbeeld
een eenmanszaak, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap
of een besloten vennootschap dient niet alleen bij de start van uw onderneming
aan de orde te komen.
De omstandigheden kunnen zich zodanig ontwikkelen dat wijziging van de rechtsvorm
gewenst is. Te denken valt aan een structureel hogere dan wel lagere winst,
bijvoorbeeld door nieuwe respectievelijk afgestoten deelactiviteiten, wijzigingen
in de fiscale wetgeving en in de financiële omstandigheden in de privé
sfeer.
Bij de keuze en eventuele wijziging van de rechtsvorm van uw onderneming spelen een aantal overwegingen een rol. Deskundige begeleiding op zowel fiscaal als juridisch gebied is hierbij van eminent belang. Ik noem u een aantal van belang zijnde overwegingen:
Hierbij speelt het verschil in tarief voor de heffing van vennootschaps- en inkomstenbelasting een rol, maar ook het bestaan van bepaalde fiscale faciliteiten. Een richtgetal voor de minimale winst waarbij een B.V. voordeel zal bieden is in zijn algemeenheid niet te geven. Een en ander is immers afhankelijk van tal van omstandigheden. Bijvoorbeeld het al of niet meewerken van uw echtgenoot. Afhankelijk van het aantal uren en de wijze waarop meegewerkt wordt kan toepassing van meewerkaftrek, het verstrekken van een arbeidsbeloning of het aangaan van een man-vrouw-firma de grens waarbij een B.V. fiscaal voordeliger wordt steeds hoger leggen. Bij een eenmanszaak, maatschap of vennootschap onder firma is verder onder bepaalde voorwaarden de zelfstandigenaftrek, startersaftrek en MKB vrijstelling van toepassing. Die heeft u bij een B.V. niet. Een op uw omstandigheden gebaseerde berekening is voor deze overweging van belang.
Het salaris van een directeur-grootaandeelhouder dient op zakelijke grondslag
te worden vastgesteld en daarbij in principe tenminste 70% van hetgeen een niet-aandeelhouder zou verdienen én tenminste € 45.000 per jaar
te bedragen. Gevolg kan zijn dat een beperkter deel van de winst in de B.V.
overblijft waarvoor het tariefvoordeel tussen inkomsten- en vennootschapsbelasting
geldt. Doordat u de zelfstandigenaftrek, startersaftrek en MKB vrijstelling mist kan de eenmanszaak zelfs voordeliger zijn. Is de winst bijvoorbeeld € 100.000 en het toe te passen gebruikelijk loon € 80.000, dan betaalt u bij de eenmanszaak minder belasting!
Vanaf 2010 mag het salaris van de dga op nihil worden gesteld indien zijn gebruikelijk loon minder dan € 5.000 per jaar bedraagt (bijvoorbeeld als er weinig activiteiten in de B.V. zijn, zoals in een stamrecht B.V.)
Alle rechtshandelingen tussen directeur-grootaandeelhouder en zijn B.V. dienen in notulen te worden vastgelegd. De directeur-grootaandeelhouder heeft minder flexibiliteit van handelen. Onder meer dient uitgaande van zakelijke overwegingen een salaris te worden vastgesteld. Heeft de directeur-grootaandeelhouder voor privé bestedingen meer geld uit de B.V. nodig, dan dient hij een leningovereenkomst met zijn B.V. aan te gaan en rente te betalen. Kan hij deze lening niet meer terugbetalen, dan zal de fiscus de lening kunnen gaan aanmerken als een dividenduitkering aan de directeur-grootaandeelhouder, waarover deze belasting moet betalen. In de zich dan voordoende omstandigheden komt dat meestal slecht uit. Met een eenmanszaak doet dit probleem zich niet voor.
Drijft u een eenmanszaak of vennootschap onder firma, dan kunt u gebruik maken
van de fiscale oudedagsreserve (FOR). U kunt een percentage van de winst tot
een maximaal bedrag reserveren. De dotaties zijn aftrekbaar van uw belastbaar
inkomen. De reservering mag in totaal niet boven het eigen vermogen van de onderneming
uitkomen.
Als directeur-grootaandeelhouder van een B.V. kunt u echter net als andere werknemers
een pensioenverzekering afsluiten. Ook kunt u zelf een pensioenvoorziening in
uw B.V. opbouwen. De premies of dotaties zijn afhankelijk van salaris, leeftijd
en diensttijd en mogen onafhankelijk van uw winst of vermogen worden afgetrokken.
De aandelen van een besloten vennootschap zijn in principe veel eenvoudiger
aan derden over te dragen dan een eenmanszaak. Bij staking van een eenmanszaak
spelen fiscale aspecten als het afrekenen van stakingswinst en mogelijkheden
van doorschuiven een rol.
Natuurlijk kan in bepaalde situaties het afschermen van bepaalde (financiële)
risico’s ook reden vormen voor een B.V. te (blijven) kiezen.
Uw eenmanszaak kunt u op grond van deze overwegingen inbrengen in een B.V. Fiscaal kunt u daarbij zoals bekend kiezen tussen "ruisende" en "geruisloze" inbreng. Bij ruisende inbreng moet u over de meerwaarde van de eenmanszaak bij inbreng in uw B.V. met de fiscus afrekenen. Van de aan te geven stakingswinst kunt u wel een klein bedrag aan stakingsvrijstelling aftrekken. Verder kunt u tot bepaalde grenzen voor de stakingswinst een lijfrenteverzekering afsluiten bij een verzekeringsmaatschappij. Zo´n lijfrente geeft recht op een periodieke uitkering vanaf een af te spreken moment. De premie is aftrekbaar en compenseert dus de belaste stakingswinst. De uitkeringen zijn te zijner tijd belast - maar door de spreiding vaak tegen een lager tarief! Die lijfrente kunt u echter ook bij uw eigen B.V. bedingen, zodat u geen premie hoeft af te storten. Hierdoor wordt de belastingheffing over de stakingswinst uitgesteld totdat de lijfrente tot uitkering komt - bijvoorbeeld vanaf uw pensioendatum.
Bij "geruisloze" inbreng hoeft u niet af te rekenen met de fiscus
over de in de onderneming aanwezige goodwill en stille reserves. De B.V. gaat
fiscaal door met de boekwaarden van uw eenmanszaak.Heeft u een B.V. dan kunt u op een gegeven moment tot de conclusie komen dat
u deze verder beter als eenmanszaak kunt gaan drijven. Deze terugkeer kan ook
weer fiscaal "ruisend" of "geruisloos".
De keuze tussen fiscaal ruisende of geruisloze inbreng of terugkeer dient te
stoelen op een berekening gebaseerd op úw situatie. Hierbij zijn wij
u graag van dienst.
Ingaande 1 oktober 2012 zijn een paar hindernissen om een B.V. op te richten
afgeschaft..
Het minimale bedrag dat als aandelenkapitaal gestort moet worden zal niet
meer de bekende € 18.000 hoeven te zijn. Er kan met een lager bedrag worden volstaan.
Voorheen zag men dit bedrag als garantie voor de crediteuren van de B.V. Die
konden dan nog tenminste dit bedrag op de aandeelhouder verhalen. Uit de praktijk
bleek dat veelal dit bedrag direct na de oprichting weer werd opgenomen door
de oprichter / directeur-grootaandeelhouder (dga), zodat het daadwerkelijk storten
van het aandelenkapitaal in feite maar een schijnzekerheid gaf voor de eventuele
schuildeisers waar deze regeling voor bedoeld was.
Ook de bankverklaring dat het bedrag van tenminste € 18.000 daadwerkelijk
gestort was op een bankrekening ten name van de op te richten B.V. hoeft dus
niet meer.
Bij inbreng van een bestaande onderneming (waarvan de winst in de inkomstenbelasting
werd aangegeven) in een B.V. waarbij de waarde van die onderneming al tenminste
€ 18.000 was, hoefde het bedrag van € 18.000 niet contant te worden
gestort op een bankrekening ten name van de op te richten B.V., maar kon de
waarde van de in te brengen onderneming (inclusief meerwaarde van bijvoorbeeld
onroerend goed een goodwill) zelf als kapitaal dienen. Wel moest een accountantsverklaring
worden opgenomen bij de beschrijving van de waarde van de onderneming, waarin
de accountant verklaarde dat deze waarde volgens de door de cliënt opgestelde
beschrijving tenminste het bedrag van het te storten aandelenkapitaal vertegenwoordigde.
Ook dat is afgeschaft, er hoeft geen accountantsverklaring meer overlegd te
worden.
Verder is de z.g. blokkeringsregeling niet meer verplicht. Wanneer iemand zijn
aandelen in een B.V. wilde verkopen diende hij deze eerst aan de andere aandeelhouders
aan te bieden. Hét kenmerk van de B.V. waaraan zij ook haar naam te danken
heeft (besloten vennootschap). Ook is er het een en ander gewijzigd in het aanstellen
van een bestuurder.
Maar: ook de directie kan met de nieuwe wetgeving in sommige gevallen aansprakelijk worden gesteld voor de schulden van de B.V. Dat is met name indien zij haar goedkeuring heeft verleend aan winstuitkeringen (dividend) die de vermogenspositie van de vennootschap in gevaar brengen, waardoor de schulden en andere verplichtingen niet meer kunnen worden voldaan. Deze wijziging geldt ook voor bestaande B.V.’s. Voor het uitkeren van dividend moet er dus worden getoetst of dat wel mogelijk is gezien deze bepaling.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.
Naar homepage Van Welie Accountants